Aug 312017

‘Ik zou echt nooit in de stad willen wonen’, was het eerste dat G. tegen me zei toen ze in de deuropening stond. Hijgend had ze zich door het smalle trappenhuis een weg naar mijn appartement gewurmd. Ik schatte haar halverwege de vijftig. Ze was klein, hoekig en droeg een strakke legging onder een lange sweater. G. keek naar mijn grijze hoekbank die in verschillende delen op de grond stond en krabde tussen haar opgestoken geblondeerde haren.

Drie keer had ze me al gebeld. ‘Met G. van de bank…’ Of de bank nog beschikbaar was. Of ie in een stationwagen paste. Om te zeggen dat ze een aanhanger had geregeld. En toen weer dat het toch de stationwagen werd en of ie daar echt wel inpaste. En daarna vanuit de stationwagen om te melden dat het wat later werd. Nu was ze er dan eindelijk: G. van de bank.

‘Het is vies hoor’, had S. gezegd toen hij de avond ervoor thuiskwam nadat hij de bank die we niet hadden meeverhuisd alvast uit elkaar had gehaald. ‘Echt vies.’ De bank hadden we schoon achtergelaten, maar tijdens het klusje kwam er van alles tussen de gaten en kieren vandaan. Verdroogde dennennaalden, stukjes plastic, grote kruimels, kleine kruimels, zand, stof en nog meer zand en nog meer stof.

‘Zo goed als nieuw? Heb je die bank zo goed als nieuw op Marktplaats gezet?’ riep mijn moeder nadat ik haar had verteld dat de bank was verkocht. ‘Dat had ik nou echt niet gedaan.’
Maar ik had dat dus wel gedaan.

De vriend van G. was inmiddels ook boven en stond naast de bank naar adem te happen.
‘Dit moet door het trapgat?’ zei hij zuchtend. De man pakte de grijze zitkussens, mompelde wat en verdween ermee naar beneden.
Uit haar portemonnee pakte G. de briefjes van vijftig euro.
‘Dit is toch geen kras, want anders ga ik me daar weer aan ergeren.’ Met het geld in haar hand wees ze naar een streep op de grijze stof. Snel pakte Ik het dweiltje dat ik thuis in mijn tas had gepropt en veegde het weg. G. bekeek de natte plek. Ze leek niet helemaal overtuigd maar klemde het meubelstuk toch onder haar arm.

Toen ik vervolgens toekeek hoe de twee stommelend en mopperend over grote steden en smalle huizen de bank door het trappenhuis naar beneden persten, dacht ik aan alles wat er zo goed als mee was gebeurd. Aan ongelukjes van een peuter die nog niet zindelijk was. Aan omgevallen glazen met drinken, aan de scherpe nageltjes van ons jonge poesje en aan alle andere dingen die we op de bank hadden gedaan maar keurig hadden weggepoetst.

Nadat ik de voordeur achter me had dichtgetrokken, zag ik het stel nog net in de stationwagen wegrijden. Even later in mijn eigen auto startte ik de motor, trapte het gaspedaal in en rook een scherpe poeplucht. Met 150 euro rijker en stront onder mijn zolen reed ik terug naar huis. Dat had ik verdiend!

Sorry, the comment form is closed at this time.